-
1 slag
I 〈de〉♦voorbeelden:de slagen van het noodlot • les coups du destineen harde slag • un coup violentdat was een harde slag voor hem • c'était un coup dur pour luihij viel met een zware slag tegen de grond • il est tombé lourdement sur le solde klok gaf vier slagen • l'horloge a sonné quatre coupsmet één slag sloeg hij het aan stukken • il l'a brisé d'un seul coupmet elke slag van de hamer • à chaque coup de marteaude deur met een slag dichtdoen • claquer la porteop slag van tienen • à dix heures sonnantesmijn pendule is van slag • ma pendule décomptezonder slag of stoot • sans coup férirde slag bij Nieuwpoort • la bataille de Nieuport6 de slag van iets kwijtraken • perdre la main (pour faire qc.)de slag te pakken krijgen • prendre le coupeen slag maken • faire un pli12 iets een halve slag omdraaien • faire faire un demi-tour à qc.¶ iets met de Franse slag doen • faire qc. à la va-viteeen slag naar iets slaan • deviner qc.zijn slag slaan • réussir son coupaan de slag gaan • se mettre au travaildat boek maakte hem met één slag beroemd • ce livre l'a rendu célèbre d'un seul coupeen slag om de arm houden • se ménager une porte de sortiehij was op slag dood • il est mort sur le coupII 〈 het〉♦voorbeelden:mensen van hetzelfde slag • gens de la même espèce -
2 greep
♦voorbeelden:een blinde greep • un pur hasardneem maar een goede greep • sers-toi bieneen ijzeren greep • une poigne de ferhij heeft een vaste greep op de zaak • il maîtrise la situationhij deed een greep in de zak • il a fait main basse sur le sac(geen) greep krijgen op iets • (n')avoir (aucune) prise sur qc.een greep in het wilde weg • un coup au hasardin de greep van de vijand • sous le coup de l'ennemimet een enkele greep • d'un seul coupeen greep naar de macht • un coup de force3 dat was een gelukkige greep • j'ai (tu as, il a, etc.) eu la main heureuseeen greep doen uit de mogelijkheden • faire un choix parmi les possibilitéseen greep uit het leven • une tranche de vie4 iemand de greep afkijken • imiter le coup de main de qn.de greep leren • prendre le coup de mainde greep van iets weten • s'y connaître -
3 trappen
1 [de voet neerzetten] marcher (dans, sur)2 [de voet drukken] appuyer le pied (sur)3 [schoppen] donner des coups de pied (à qn.)4 [fietsen] pédaler♦voorbeelden:in de poep trappen • marcher dans la crottetegen een bal trappen • donner un coup de pied dans un ballontrap niet zo tegen de tafelpoot • arrête de donner des coups contre le pied de la tableje trapte tegen mijn been • tu m'as donné un coup de pied à la jambeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door trappen op een plaats, in een toestand brengen] écraser♦voorbeelden:hij is eruit getrapt • il s'est fait mettre à la porteeen stuk hout in de grond trappen • enfoncer un bout de bois dans le sol à coups de pied -
4 klap
klap1〈de〉♦voorbeelden:1 een grote klap krijgen • 〈 verlies〉 essuyer un sérieux revers; 〈 teleurstelling〉 en prendre un sale couper vielen rake klappen • les coups pleuvaient secik kan mezelf wel een klap geven • je pourrais me battreiemand een klap verkopen • administrer une gifle à qn.een boek met een klap dichtslaan • refermer un livre avec un bruit seciemand een klap op, voor zijn muil geven • foutre un coup de poing dans la gueule à qn.in één klap • d'un seul couphet interesseert hem geen klap • il s'en moque éperdumentgeen klap uitvoeren • ne rien ficherhet was de klap op de vuurpijl • c'était le bouquet→ link=vlieg vlieg————————klap21 clac! -
5 haal
♦voorbeelden:met een flinke haal trok hij het schip aan de wal • d'une secousse énergique il tira le bateau sur la rivein één haal • d'un seul traiteen haal met de zaag • un coup de sciede hond kreeg een haal van de kat • le chat a donné un coup de griffe au chienaan de haal zijn • faire la noce -
6 trap
♦voorbeelden:de trap afgaan • descendre l'escalierde trap opgaan • monter l'escalierop de trap • dans l'escalierop één trap wonen • habiter sur le même palieriemand een trap geven • donner un coup de pied à qn.〈 figuurlijk〉 iemand een trap nageven • donner le coup de pied de l'âne à qn.een hoge trap van ontwikkeling • un haut niveau de civilisationde overtreffende trap • le superlatifde vergrotende, vergelijkende trap • le comparatif5 op de hoogste trap van de maatschappelijke ladder staan • se trouver au plus haut degré de l'échelle sociale -
7 veeg
veeg1〈de〉♦voorbeelden:geef hier nog een veeg(je) • donne encore un petit coup ici————————veeg2♦voorbeelden: -
8 aankomen
1 [arriveren; naderen] arriver2 [het doel treffen] atteindre son but3 [komen aanzetten] s'amener4 [bij toeval aanraken] heurter (qc. contre qc.); 〈 zachtjes〉 effleurer (qc. de qc.)5 [in gewicht toenemen] prendre du poids7 [genezen] reprendre des forces♦voorbeelden:een botsing zien aankomen • prévoir un accidentde bus komt er aan • voilà le bus qui arriveeven bij iemand aankomen • faire un saut chez qn.je hoeft met dat plan bij hem niet aan te komen • inutile de lui soumettre ce projetmet een voorstel aankomen • présenter une propositioniets op het laatste ogenblik laten aankomen • attendre le dernier moment pour faire qc.het op een scheiding laten aankomen • risquer le divorceII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gelden, betreffen] s'agir (de)♦voorbeelden:1 nu komt het erop aan op te treden • maintenant, il s'agit, il importe d'intervenirnu komt het erop aan • c'est le moment ou jamaishet komt niet op vijf minuten aan • nous n'en sommes pas à cinq minutes près -
9 wis
♦voorbeelden:1 iemand van een wisse dood redden • sauver qn. d'une mort certainewis en waarachtig • à coup sûrwis en waarachtig niet • certainement paswel wis en zeker doe ik dat • je le ferai à coup sûr -
10 glas
♦voorbeelden:dubbel glas • doubles vitresgewapend glas • verre armékogelvrij glas • verre pare-ballesmat glas • verre mateen stevig glas (wijn) drinken • boire un bon coupglas blazen • souffler du verrezijn glas heffen • lever son verreeen glaasje (te veel) op hebben • avoir bu un coup de tropeen glas achterover slaan • faire cul seceen ets achter glas • une gravure sous verreiets bespreken onder een glas wijn • discuter qc. autour d'un verre de vineen asbak van glas • un cendrier en verrede zaak is zo helder, klaar als glas • l'affaire est claire comme de l'eau de rocheglas in lood • vitrailde glazen wassen • laver les vitres -
11 been
3 [bot; stof waaruit botten bestaan] os 〈m.〉4 [gebeente] os 〈 meervoud〉♦voorbeelden:dat paard staat hoog op de benen • ce cheval a de longues jambesop het verkeerde been gezet worden • être pris à contre-piedmet het verkeerde been uit bed gestapt zijn • s'être levé du pied gauche〈 figuurlijk〉 iemand tegen het zere been schoppen • toucher qn. au vifeen been breken • se casser la jambede benen nemen • prendre ses jambes à son coumijn been slaapt • j'ai des fourmis dans les jambesde benen strekken • se dégourdir les jambesmet zijn been trekken • tirer la jambeal de hele dag op de been zijn • être sur pied toute la (sainte) journéeer was veel volk op de been • il y avait beaucoup de mondeik kan niet meer op mijn benen staan • je ne tiens plus sur mes jambesiemand weer op de been helpen • remettre qn. sur piedvast op z'n benen staan • être d'aplombslecht ter been zijn • avoir de mauvaises jambeszijn benen uit zijn lijf lopen • se démenerik heb geen benen meer om op te staan • je n'ai plus de jambesbenen als een ooievaar hebben • être monté sur des échasses〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • ±il faut de plus grandes vertus pour soutenir la bonne fortune que la mauvaise -
12 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
13 aanschoppen
1 [een schop geven tegen] donner un coup de pied (à)⇒ lancer (qc.) d'un coup de pied2 [kritiek leveren] taper (sur)⇒ critiquer (qn., qc.) -
14 hij ranselt er maar op los
hij ranselt er maar op los -
15 keer op keer
keer op keer -
16 keer
♦voorbeelden:dat komt een andere keer wel (weer) • ce n'est que partie remisetot de volgende keer • à la prochaine foisin één keer • en une seule foiskeer op keer • coup sur coup(op) een keer • une foisvoor een keertje mag dat wel • d'accord pour une foisdrie keer van de vier • les trois quarts du tempsdat is één keer en nooit meer • c'est bien la première et la dernière foisals die kwestie één keer is opgelost … • une fois ce problème résolu …wij gaan een enkele keer wel bij ze op bezoek • nous allons les voir de temps en tempstwee keer zoveel • deux fois plustwee keer negen is achttien • deux fois neuf font dix-huitdat zeg ik nu al voor de zoveelste keer; ik heb dat nu al honderd keer gezegd • je vous le répète pour la nième foiseen keer of tien • une dizaine de foiseen keer of vijf • environ cinq foishet geluk heeft een keer genomen • la chance a tournétegen de keer in zijn • être contrariant -
17 klokslag
-
18 ranselen
-
19 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
20 kruis
♦voorbeelden:iemand het heilig kruis (achter)nageven • souhaiter bon vent à qn. 〈 ironisch〉het Rode Kruis • la Croix-Rougeieder moet zijn eigen kruis dragen • chacun doit porter sa croix〈figuurlijk; Algemeen Zuid-Nederlands〉 een kruis maken over iets • 〈 het opgeven〉 faire une croix sur qc.; 〈 er niet meer over praten〉 passer l'éponge sur qc.met een kruisje ondertekenen • signer d'une croixeen kruis slaan • se signerhet grondvlak van de kerk vormt een kruis • le plan de l'église est cruciformeiemand aan het kruis slaan • crucifier qn.iemand aan het kruis nagelen • clouer qn. sur la croixzich in zijn kruis getast voelen • 〈 gekrenkt〉 se sentir piqué au vif; 〈 onheus bejegend〉 avoir l'impression de s'être fait rouler→ link=huis huis
См. также в других словарях:
coup — [ ku ] n. m. • colp 1080; lat. pop. colpus, class. colaphus, gr. kolaphos I ♦ 1 ♦ Mouvement par lequel un corps vient en heurter un autre; impression (ébranlement, bruit...) produite par ce qui heurte. ⇒ choc, ébranlement, heurt, tamponnement.… … Encyclopédie Universelle
Coup d'Etat au Honduras de 2009 — Coup d État de 2009 au Honduras Manuel Zelaya, le président déposé par le coup d Etat du 28 juin 2009 … Wikipédia en Français
Coup d'Etat de 2009 au Honduras — Coup d État de 2009 au Honduras Manuel Zelaya, le président déposé par le coup d Etat du 28 juin 2009 … Wikipédia en Français
Coup d'état au Honduras — Coup d État de 2009 au Honduras Manuel Zelaya, le président déposé par le coup d Etat du 28 juin 2009 … Wikipédia en Français
coup — COUP. s. mas. Impression que fait un corps sur un autre en le frappant, le perçant, le divisant, etc. Grand coup. Petit coup. Rude coup. Coup léger. Coup pesant. La force, la pesanteur du coup. Coup qui entre bien avant. Coup de poing. Coup de… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
coup — COUP. s. m. Impression que fait un corps sur un autre en le frappant, le perçant, le divisant &c. Grand coup. petit coup. rude coup. coup leger. coup pesant. la force, la pesanteur du coup. coup qui entre bien avant. coup de poing. coup de pied,… … Dictionnaire de l'Académie française
Coup D'État Du 11 Septembre 1973 Au Chili — Le coup d’État du 11 septembre 1973 au Chili a été un évènement historique marquant à la fois de l histoire du Chili et de la Guerre froide. Le 11 septembre 1973, le gouvernement du président démocratiquement élu Salvador Allende (socialiste)… … Wikipédia en Français
Coup De Tête De Zidane — Zinedine Zidane avant son coup de tête en finale de Coupe du monde de football (Berlin, 9 juillet 2006). Le 9 juillet 2006, lors de la finale de la coupe du monde de football opposant la France à l Ita … Wikipédia en Français
Coup d'Etat de 1973 au Chili — Coup d État du 11 septembre 1973 au Chili Le coup d’État du 11 septembre 1973 au Chili a été un évènement historique marquant à la fois de l histoire du Chili et de la Guerre froide. Le 11 septembre 1973, le gouvernement du président… … Wikipédia en Français
Coup d'Etat du 11 septembre 1973 — Coup d État du 11 septembre 1973 au Chili Le coup d’État du 11 septembre 1973 au Chili a été un évènement historique marquant à la fois de l histoire du Chili et de la Guerre froide. Le 11 septembre 1973, le gouvernement du président… … Wikipédia en Français
Coup d'Etat du 11 septembre 1973 au Chili — Coup d État du 11 septembre 1973 au Chili Le coup d’État du 11 septembre 1973 au Chili a été un évènement historique marquant à la fois de l histoire du Chili et de la Guerre froide. Le 11 septembre 1973, le gouvernement du président… … Wikipédia en Français